Vorig jaar is bij de behandeling van het wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader een amendement aangenomen inzake individuele waardeoverdracht. Met dit amendement is de termijn van zes maanden waarbinnen een deelnemer een verzoek moet doen om het proces van een bepaalde mogelijkheid van waardeoverdracht in gang te zetten (zoals onder andere neergelegd in artikel 71, derde lid Pw), vervallen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen en voorwaarden betreffende rekenregels en procedures met betrekking tot waardeoverdracht worden gesteld (de zogenaamde delegatiebepaling). In het onderhavige Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling poogt Staatssecretaris Klijnsma van SZW een aantal volgens haar ongewenste neveneffecten van het vervallen van de zes maandentermijn te ondervangen, zoals bijvoorbeeld het in beweging komen van ‘slapersbestanden’ bij uitvoerders.
Hiertoe wordt bepaald dat het verzoek tot waardeoverdracht moet worden gedaan binnen zes maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken in de nieuwe regeling, indien dit verwerven is begonnen vóór 1 januari 2015. Verder wordt voorgesteld de inperking van de bijbetalingsverplichting uit te breiden tot alle werkgevers, ongeacht hun grootte.
Na de parlementaire behandeling (en voorlegging aan de Raad van State) zou het besluit met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 in werking moeten treden. Voor de komende zomer van 2015 komt Klijnsma met de uitkomsten van het onderzoek naar een meer fundamentele herziening van het systeem van waardeoverdracht.
Bron: www.rijksoverheid.nl.