Als gevolg van een gebrek aan duidelijke regels zijn de jaarverslagen van het twaalftal premiepensioeninstellingen (ppi’s) dat Nederland momenteel rijk is, moeilijk met elkaar te vergelijken. Dit stelt KPMG na een inventarisatie van de desbetreffende jaarverslagen.
Volgens KPMG zijn de grote verschillen in verslaglegging te wijten aan de grote diversiteit onder de ppi’s. Niet alleen kennen de ppi’s verschillende herkomsten (verzekeraar, uitvoerder, bank of vermogensbeheerder), maar kennen zij tevens verschillende rechtsvormen (stichtingen of besloten vennootschappen). Dit leidt ertoe dat jaarverslagen worden opgesteld op basis van verschillende criteria. Sommige ppi’s volgen de regels voor een pensioenfonds en andere ppi’s volgen de voorschriften voor een beleggingsinstelling.
Nadeel van de onduidelijke eisen is volgens KPMG dat vaak een kasstroomoverzicht ontbreekt, de informatie over de risico’s onvolledig is en de transparantie over de kosten te wensen overlaat. Hierdoor zijn de ppi’s voor een buitenstaander moeilijk te vergelijken.
Anders dan voor pensioenfondsen en verzekeraars geldt voor ppi’s geen door de Raad voor de Jaarverslaglegging (RJ) vastgestelde specifieke verslagleggingsrichtlijn. Hierdoor vallen ppi’s voor wat betreft de jaarstukken onder de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW). De bepalingen in het BW zijn minder specifiek dan de genoemde richtlijnen van de RJ.
KPMG verwacht dat de RJ in de toekomst met een ppi-verslagleggingsrichtlijn zal (moeten) komen.
Bron: Pensioen Pro FD.